‘Vakkennis moet overeind blijven’

31-01-2022
‘Vakkennis moet overeind blijven’

Na veertien jaar neemt Frans Veringa vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd afscheid als voorzitter van het College van Bestuur van het Hout- en Meubileringscollege (HMC). In al die jaren heeft het vakgebied een belangrijke plek in zijn hart veroverd.

‘Vakkennis moet overeind blijven’

Frans Veringa loopt met aanstekelijk enthousiasme door de werkplaatsen en praktijkruimtes van het indrukwekkende onderwijsgebouw van het Hout- en Meubileringscollege in Rotterdam. Het uit 1959 daterende schoolgebouw werd in 2016 opnieuw opgeleverd na een grootschalige renovatie. ‘We hebben een gebouw neer kunnen zetten waar iedereen met recht trots op is’, vertelt hij. ‘De betrokkenheid van medewerkers, personeel en de architect was gedurende het lopende project enorm.’ De onderwijsafdelingen hebben elk een eigen karakter waar de opleiding te zien, voelen en beleven is. Bijzonder is ook dat de studenten en ex-studenten actief hebben meegedacht met het interieur van de dynamische vakmanschool. Ze voelen dus een grote verbondenheid met de onderwijsinstelling. En dat is bij de HMC-vestiging in Amsterdam precies hetzelfde.

‘Vakkennis moet overeind blijven’

Veringa: ‘Studenten die tijdens open dagen over de drempel van onze school stappen zijn vaak al meteen verkocht. En ouders fluisteren ons dan regelmatig toe: ‘op zo’n school had ik vroeger ook wel willen zitten’. Het geeft aan welke gevoelens dit gebouw oproept. We hebben bij het HMC dan ook echt iets te bieden. Neem de manier waarop studenten tijdens de jaarlijkse eindexamenexposities hun meesterwerkstukken kunnen presenteren aan hun vrienden en familie. Dat is toch even wat anders dan het volgen van een ‘papieren opleiding’.  Ik sta er elke keer weer van te kijken wat die jongelui allemaal bedenken en maken. Je treft de meest ongelofelijke creaties aan, waar ik met open mond naar sta te kijken.’

‘Vakkennis moet overeind blijven’

Vind je dat er vanuit de maatschappij voldoende aandacht is voor dit soort vakmanschap?

‘Vakkennis moet overeind blijven’

‘Het vakmanschap wordt nog steeds een beetje ondergewaardeerd. Jarenlang heeft de focus in Nederland vooral gelegen op het investeren in de kenniseconomie. Op kantoor werken wordt nog steeds teveel als het ideaalbeeld gezien. Maar de wal zal het schip wel keren. Op het moment dat de tekorten aan vakmensen oplopen zullen de salarissen bijvoorbeeld wel omhooggaan. Maar er is meer nodig. Kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop het onderwijs in Nederland is georganiseerd. Vanaf de basisschool ligt de nadruk vooral op algemene vorming. Veel ouders willen dat hun kinderen minimaal havo op zak hebben. Tegelijkertijd is de uitval op de havo hoog. Waarom niet bijvoorbeeld vanaf het einde van het derde jaar van de havo de leerling opnieuw een soort Cito-toets laten doen om te kijken waar zijn of haar interesses en vaardigheden liggen? Wellicht kom je er dan achter dat jongeren veel beter tot hun recht komen op een praktische opleiding.’

Hoe kijk je aan tegen de toekomst van het vakmanschap met het oog op alle automatiseringsslagen?

‘In de afgelopen twintig jaar hebben we een enorme efficiencyslag gemaakt en de lat komt steeds hoger te liggen. Onlangs hielden we met het Topcentrum Meubelindustrie een bijeenkomst bij Baars & Bloemhoff waarin de vraag werd gesteld of het productieproces volledig geautomatiseerd wordt of juist ambachtelijk blijft. Je merkte dat de discussie alle kanten opging. Omdat we dienstverlenend zijn is het voor ons als onderwijsinstelling een uitdaging om op de juiste manier op het automatiseringsvraagstuk in te spelen. Bovendien willen onze studenten het liefst met hun handen werken. In feite is het voor ons een speurtocht om het goede gemiddelde te vinden. En ook daar moet je mee oppassen, want een meubelbedrijf heeft vaak behoefte aan specialisatie.’

Je bent een van de oprichters van project Topcentrum Meubelindustrie, een samenwerkingsverband met ROC van Twente, Summa College, Deltion College, Alfa-college, ECM en CBM. Zijn de doelstellingen van dit vijf jaar durende project bereikt?

‘Voor een deel wel. We hebben zeker een innovatieslag weten te maken door gezamenlijk verschillende nieuwe keuzedelen te ontwikkelen. Helaas zijn we er niet in geslaagd om alle scholen mee te krijgen in dit proces. Bij het HMC nemen we de helft van het totale studentenaantal voor onze rekening, de andere helft van de studenten is verdeeld over 24 roc’s. Het is lastig gebleken om alle scholen op sleeptouw te nemen als je bezig bent met innovatie op het gebied van bijvoorbeeld duurzaamheid en digitalisering. Eigenlijk zouden de kleinere scholen zich aan moeten sluiten bij een van de partners van het Topcentrum Meubelindustrie. Ook zou het zinvol zijn om een aantal kleinere opleidingen onder te brengen bij de grotere instellingen. Je hebt eigenlijk zes tot zeven spelers nodig die een landelijke dekking hebben en voldoende geschikte vakmensen kunnen afleveren.’

Wat vind je van de kwaliteit van de schoolverlaters van het HMC?

‘Onze studenten zijn zeer geliefd onder werkgevers, dus dat is een goed signaal. Het aantal vacatures dat bedrijven op onze website zetten is echt gigantisch. We staan niet alleen bekend als een belangrijke opleider in de branche, maar ook als een grote werkgever. Er zijn ruim honderd mensen uit de branche bij ons werkzaam als docent of instructeur. De kwaliteit van ons  netwerk is zeer goed.’

De meeste grote meubelfabrikanten zijn niet in jullie regio gevestigd. Vormt dat geen probleem voor het HMC?

‘Dat valt mee. We hebben uitgezocht dat onze studenten bereid zijn om vijf kwartier heen en vijf kwartier terug te reizen om bij ons te kunnen studeren. Onze stageplekken bevinden zich over het hele land en we hebben bijvoorbeeld veel docenten in dienst die in de regio Eindhoven wonen, waar veel meubelbedrijven zich bevinden. We zijn dus landelijk in beeld. De instroom en uitstoom van studenten is ook goed. Toen ik startte bij het HMC stonden er 1650 studenten ingeschreven, waarvan de helft een diploma behaalde. We zijn inmiddels gegroeid naar de 2000 studenten, waarvan 70 procent een diploma haalt. Daarbij aangetekend dat we desalniettemin de enorme vraag vanuit de markt nu niet meer kunnen bijbenen. Dat is echt een uitdaging.’

Op 1 maart 2022 neemt jouw opvolger het roer van je over. Welke andere uitdagingen liggen op hem te wachten?

‘We hebben de zaak goed op de rit staan en alle posities zijn ingevuld. Het is wel belangrijk om in te gaten te houden welke kant de overheid op gaat met de inrichting van het onderwijssysteem. Een ideaalbeeld van brede opleidingen, waarbij competenties belangrijker worden dan vakkennis, is niet in ons belang. Wij leveren meubelmakers af aan met name kleine bedrijven en moeten alert zijn dat de vakkennis overeind blijft. We zijn immers een grote speler binnen de meubelbranche, maar een kleine speler binnen het totale onderwijs. Verder komt er met het oog op de circulaire economie veel meer verantwoordelijkheid bij de producent te liggen. De vraag is dan welke rol je als student moet gaan innemen. Als voorloper of als volger?’

Gaat het afscheid bij het HMC je zwaar vallen?

‘Geen idee. Ik ga me in elk geval zeker niet vervelen, heb thuis voldoende om handen. Het werken met hout is mede dankzij mijn functie bij HMC een grote hobby geworden. Ik heb enorm veel opgestoken van de meubelmakers binnen onze onderwijsinstelling. Het lijkt me eigenlijk wel mooi om niet meer allerlei lijstjes in je hoofd af te moeten werken en meer met mijn handen bezig te zijn.’

Wat ga je het meest missen aan het HMC?

‘Dan kom ik toch weer terug op het begin van het gesprek; mijn wandelingen door het schoolgebouw en de betrokkenheid en bevlogenheid van de docenten en studenten van dichtbij ervaren. De leden van onze studentenraad hebben als lijfspreuk binnen het HMC: ‘het maakt bij het HMC niet uit hoe je eruit ziet, het gaat toch alleen maar over het vak’. Dat vind ik bijzonder om te horen van mensen van die leeftijd.’

Tekst: Ralf Pijnenburg

Foto’s: Marjon Hoogervorst (Hout- en Meubileringscollege)